Helaas hadden de cafés ook vroeger zo nu en dan last van klanten die agressief werden als ze teveel gedronken hadden, en dat draaide dan meestal uit in een fikse ruzie met als gevolg een vechtpartijtje, waarbij soms vernielingen aangericht werden. Sommigen waren zelfs zo heetgebakerd, dat er bij tijd en wijle wel eens een ruit sneuvelde. Er was één roemrucht persoon in Schiedam, die bij een meningsverschil dan de rotgewoonte had om een glas bier aan de bar kapot te slaan en het glas dan in je gezicht te drukken. Een dergelijk voorval was helaas niet te voorkomen, omdat zoiets altijd onverwachts gebeurt. Ook bij Vaan heeft hij dit kunstje geflikt, maar hij is toen wel van een koude kermis thuisgekomen. In de begintijd had Vaan uit voorzorg altijd een ijzeren stang achter de toonbank liggen. Hij klom zo lenig als een kat vliegensvlug op de bar en begon zo op hem in te beuken dat de honden er geen brood van lustten. Nadat de consumpties en het kapotte glas afgerekend waren, kreeg hij bij de uitgang als toegift ook nog een flinke trap na, en belandde zodoende behoorlijk gehavend wederom op de Buitenhavenweg. Hij is nooit meer teruggekomen.
Dit nieuwtje verspreidde zich als een lopend vuurtje door de cafés, zodat ook andere herrieschoppers uit nieuwsgierigheid eens behoedzaam poolshoogte kwamen nemen, maar ze kwamen al snel tot de conclusie dat je hier maar beter moeilijkheden moest vermijden. Toch kwamen nog enkelen van hen geregeld binnenwippen, doch wanneer een kwestie uit de hand dreigde te lopen en Vaan zich ermee ging bemoeien, werd een ruzie gewoonlijk snel gesust. Bij een volgend bezoek werd de klant niet meer getapt met de mededeling: “Ga maar naar mijn buurman.”
Er kwamen ook veel sporters in de zaak, en dat heeft ertoe geleid dat Vaan elke week met een ploegje klanten judolessen ging volgen. Het lijdt geen twijfel dat ook dit gebeuren zijn weerslag op de heethoofden had. Behalve de judoka’s, wisten ook de sportvissers de gang naar het café te vinden. Om de twee weken gingen na sluitingstijd om de beurt twee of drie klanten mee naar Ouddorp, om daarvandaan ’s nachts met de vissersboot zeevis te gaan vangen. Nadat Vaan later zelf in het bezit was van een boot met buitenboordmotor, werd hij lid van de visclub “Ter Heijde aan Zee”, een vereniging van zeesportvissers, zodat er nu ook geregeld vanaf het strand van het dorp Ter Heijde (gemeente Monster) gevist werd. Natuurlijk was er aan boord geen gebrek aan drank om mogelijkerwijs aan zeeziekte het hoofd te kunnen bieden.
Dat alles niet altijd op rolletjes verliep, blijkt wel uit de krantenberichten van verschillende dagbladen uit 1971, toen Vaan met zijn vriend Wim Mackaay (zoon van Dorus) en Ben Hoogendam was gaan vissen, en dat ze als gevolg van een schade aan de buitenboordmotor door een patrouillevliegtuig van de Marineluchtvaartdienst en een reddingsboot uit zee werden opgepikt (zie de toegevoegde verslagen, waaronder een aardige van een laconieke Wim Mackaay).
Vaan had de smaak van het vissen goed te pakken, zodat er zelfs elk jaar met verscheidene klanten een vliegreis naar Ierland werd geboekt om een week lang op haaienvangst te gaan. In 1970 heeft hij toen de grootste haai (plm. 150 pond) van het seizoen gevangen, en werd hij hiervoor met een certificaat onderscheiden. Naast deze eerste prijs werd hem voorts een gratis reis met verblijfkosten aangeboden om een week lang in Ierland te komen vissen. Het jaar daarop behaalde hij de tweede prijs.